Voor de serie Twintigers vertellen van Amy’s blog Twintig en nog wat schreef ik laatst een bijdrage over het thema ‘ouder worden’. Daarin beschreef ik onder andere dat ik op dit moment beter in mijn vel zit dan ooit. Niet alleen mentaal, maar vooral ook lichamelijk. Terwijl mijn lichaam tien jaar geleden slanker was dan nu, zag ik toen vooral alles wat er mis mee was. Dat buikje dat maar niet weg wilde en mijn korte benen met stevige dijen.
Weegschalen en kledingmaten
Ik ben altijd wat klein geweest voor mijn gewicht. Sommige mensen zouden het zwaar voor mijn lengte willen noemen – en dat deden ze bij het consultatiebureau dan ook – maar ach: het is maar net hoe je de dingen bekijkt, toch? Ik ben nooit slank geweest. Toch zie ik achteraf op mijn tienerfoto’s een meisje dat absoluut niet dik was. Tja, dat buikje was er nou eenmaal altijd in verschillende omvangen. Aan het begin van mijn studie gebeurde bij mij het tegenovergestelde van wat de gemiddelde student ervaart. Ik kwam niet aan, maar viel juist af! Tja, ik had een kamer ver buiten het centrum, fietste de eerste maanden nog fanatiek naar de uni en de Nijmeegse binnenstad, en ik besloot dat ik friet ook wel gewoon alleen in het weekend thuis kon eten. Nadat ik had besloten om optimaal van mijn gratis ov te profiteren, kwam ik wel weer ietsje aan, naar gewicht X.
Dat gewicht X heb ik lang gehad, en langzaam kroop het daarna omhoog. Tot een jaar of twee geleden schommelde ik zo’n beetje tussen X+7 en X+10. Anderhalf jaar geleden, bij het begin van mijn eerste fulltime baan, ging ik naar X+5/X+7. En toen ik laatst nog eens op de weegschaal ging staan, was ik compleet verrast door een “score” van X+3. Huh, hoe dan? Met mijn nieuwe baan (met reguliere kantoortijden) wandel ik minder, sporten doe ik nog steeds niet (of het moet het steeds harder mee rennen met Sproet zijn) en ik bak nog even vaak, zonder daarbij rekening te houden met de hoeveelheden boter, slagroom, roomkaas en suiker die ik daarna naar binnen werk. Misschien heb ik overdag wel minder kans om te snaaien en is mijn leven wat stabieler, maar veel verder komen mijn mogelijke verklaringen niet.
Lichamen in alle soorten en maten
Ik vind mijn lichaam ook oprecht prima op dit moment. Ik pas goed in mijn kleding, koop wat vaker de kleinere van de twee broekmaten die ik mijn kast heb en verberg mezelf niet. En dat is ook waar het om draait: voel je je lekker in je lichaam? Doet het nog wat het moet doen? Ben je gezond en voel je je niet beperkt door je lijf? Laat dan die stomme weegschaal voor wat het is. Want echt, dat getal is totaal oninteressant. Zelfs je BMI is niet zo gek boeiend. Er is een heel toffe site, My Body Gallery, waarop je foto’s kunt zien van mensen (mannen en vrouwen!) met cijfermatig dezelfde lichamen als dat van jou. Als ik mijn lengte en gewicht invoer, zie ik mensen die lichamelijk inderdaad op me lijken. Maar ook mensen die in mijn ogen veel slanker zijn, of juist een stuk steviger. Met blubberbuiken of brede heupen, met platte buiken of lange benen, met flinke curves of juist rechte lijven. Ook staan er kledingmaten bij, en die zijn al even uiteenlopend als de foto’s. Waarom zou je iets unieks als een lichaam willen standaardiseren met iets als een BMI-score?
Je lijf accepteren
Mijn buik is nog nooit in mijn leven plat geweest en zal dat ook nooit worden. Dat is niet erg. Net als mijn karakter zijn ook mijn beperkte lengte en korte benen – en simpelweg mijn hele bouw! – deel van wie ik ben. Niet perfect, maar prima zo. Zou ik beleefd weigeren als ik het aanbod kreeg om met één vingerknip tien kilo lichter te zijn? Waarschijnlijk niet. Maar zou ik er ook maar één brownie of zak chips minder om eten? Ik dacht het niet! Tenzij je echt niet blij bent met je lichaam en er daarom de bereidheid hebt om dingen op te offeren, moet je gewoon leren jezelf te accepteren zoals je bent. En wat je ook doet: laat dat stomme getal op die weegschaal je leven niet beheersen. Want echt: je gewicht is niet meer dan een nummertje en jij bent meer dan je gewicht.